Levenslessen van mijn moeders

Door Gina Miroula • 6 apr 2022

Telkens wanneer we iemand voor het eerst ontmoeten, écht ontmoeten, vertellen we een verhaal. Ons eigen verhaal. De essentie. Daar waar we vandaan komen. Tenminste, dat geldt voor mij. Omdat ik graag meteen de diepte induik. Geen small talk, geen: hoe gaat het? Het gaat goed. Want alles goed bestaat niet.

Mijn verhaal begint in de woongroep.

In het centrum van Amsterdam, vlakbij het Centraal Station, staan drie identieke panden. De Drie Maagden geheten. Gekraakt in 1980 door mijn vader en een handjevol vrienden. Het was de tijd van Geen woning, geen kroning! Van De Slag om de Blauwbrug. Van Hanneke Groenteman op radiozender Hilversum 2: “Het is fantastisch weer hier in Amsterdam. Weer om te kraken, weer om te demonstreren, ik vind het rottig weer om te kronen.”

Ik bestond nog niet. Mijn geboorte diende zich pas tien jaar later aan.

In dit huis met zijn vier etages, gedeelde keukens en badkamers, groeide ik op. Mijn ouders en ik op de bovenste verdieping, mijn extra moeders: Bo, Bette, Dorien en Doret (ik verzin dit niet) op de derde. Ik had er tig broertjes en zusjes. Na schooltijd brouwden we heksendrankjes of beschoten zwervers met de BB gun vanuit de dakgoot. Ook gingen we met elkaar in bad: kontje-glijden door de badkamer. Hele flessen badschuim werden leeg geknepen op die vloer, en dan jezelf afzetten tegen de muur, dwars door de deur heen de gang op. Toch torent één jeugdherinnering boven alles uit: de filmavonden met mijn moeders.

Ik heb ze gek gemaakt, die moeders. Steevast blèrde ik erdoorheen. Door Out of Africa, door Être et Avoir, door alle afleveringen van Sex and the City: “Wanneer weet je dat je écht verliefd bent? Waarom praten grote mensen vaak niet met elkaar? Waarom zeggen ze het een, maar bedoelen ze iets anders?” Wekelijks zat ik met mijn kinderrug tussen hun benen. Met grote ogen en zoveel vragen. Totdat iemand, elke keer een ander, gepikeerd verzuchtte: “Lieverd, kun je alsjeblieft even je bek houden?”.

En zo belandde ik onlangs met een van die moeders in een bioscoop. We keken naar het wonderlijke C’mon C’mon (Mike Mills, 2021). Over radiojournalist Johnny (Joaquin Phoenix) die Amerika doorreist, kinderen interviewt over hun dromen en de toekomst. Op een zeker punt doet hij dit samen met zijn 9-jarige neefje Jesse (Woody Norman). Hij neemt het jochie onder zijn vleugels, want zijn ouders maken er een zooitje van. Met zijn tweeën vliegen ze van Los Angeles naar New York en later New Orleans. Tussen beiden ontstaat een intieme band. Jong onderwerpt oud geregeld aan indringende vragen, zoals: “Wat betekent het om eenzaam te zijn? Ben je ongelukkig sinds je relatie over is?”.

Ik denk steeds vaker aan de avonden met mijn moeders. Hoe vanzelfsprekend ze mij onderdeel lieten zijn van zoiets intiems. Hoe ze mij levensvragen voorlegden waar iedereen ‘later’ mee kampt, maar een leven lang bar weinig van begrijpt, ook al beweren we er beter in te worden. Het zijn de vrouwen die mij leerden om het gesprek telkens opnieuw aan te gaan. Om daarbij altijd mijn eigen grenzen te bewaken. Hoe lelijk of lastig het ook wordt. Maar boven alles leerden ze mij om lief te hebben. Eerst mezelf – door onverschrokken in de spiegel te durven kijken – en op die manier ook de ander.