Wilde haren, felle ogen

Door Gina Miroula • 1 mrt 2022

Eind 2018 stond ze aan mijn receptie in Eye Filmmuseum: klein van stuk, wilde haren, felle ogen. Dat we bevriend zouden raken had ik niet verwacht, dat ze binnen een jaar zou overlijden evenmin.

De dame in kwestie bleek licht gepikeerd: ze was haar portemonnee vergeten. Ik observeerde haar en besloot dat ik haar leuk vond. Ze deed me denken aan Connie Palmen, maar dan anders. In ieder geval het schrijverstype. Eentje om rekening mee te houden. Ik printte een gratis toegangsbewijs en reikte het aan. Ze glimlachte: “Wat aardig. Weet je dat zeker? Als bedankje een keer wijn bij mij?”. Zoiets had ik nog nooit meegemaakt.

Een week later paradeerde ik door haar glazen boomhut. Een prachtplek op de tiende etage met uitzicht over het IJ. Over elk detail had ze nagedacht: de schilderijen, de designstoelen, haar wentelboekentrapkast. Met mijn neus tegen het raam gedrukt dacht ik aan A Single Man (2009, speelfilmdebuut van modeontwerper Tom Ford). Een film over verlies, rouw en hechte vriendschap. Over Colin Firths woning in die film, volledig opgetrokken uit hout en glas. Een verhaal dat visueel zo gelikt is, dat het bijna pijn doet aan je ogen. Uitkijkend over het water besefte ik dat ik het echte leven graag ophang aan filmscènes. Omdat film mijn dagen laat glinsteren in opaal, indigo en karmozijnrood, de werkelijkheid (vaak) prachtig ontstijgt.

Zeven uur (!) hebben zij en ik die avond gepraat. Over film, het schrijverschap (natuurlijk schreef ze) en de liefde. Gek genoeg voelde dat zo speciaal, vertrouwd zelfs, dat ik ben gaan geloven in het vinden van een geestverwant. Een hele diepe vriendschap ontwikkelde zich, eentje zoals in A Single Man tussen hoofdpersonage George (Colin Firth) en zijn tegenspeelster Charley (Julianne Moore). Samen de stad uit, wandelend langs de grachten, wij onderuitgezakt op haar bank, dan weer liggend op de vloer, mijmerend over het leven. Over hoe kleine stapjes tot grote inzichten kunnen leiden, en dat een groot leeftijdsverschil – zij zeventig, ik zevenentwintig – niets uitmaakt om ‘iets’ tussen twee mensen te laten werken.

In september 2019 kreeg ze een hersenbloeding op de fiets terwijl ze op schrijversretraite was in Griekenland. De ochtend voorafgaand aan haar val stuurde ze mij het uitzicht op de zee vanuit haar appartement, haar manuscript voor zich op tafel. Zes weken lag ze in coma. Eerst in Athene, daarna in Amsterdam. 2020 haalde ze niet. Opnieuw dacht ik aan die allereerste avond bij haar thuis, aan A Single Man. Hoe hoofdpersonage George zijn partner verliest door een auto-ongeluk. Hoe de camera minutenlang gericht blijft op zijn gezicht, de vioolmuziek aanzwelt. Ik denk aan die violen en aan mijn eigen gezicht. Dat deze dame niet alleen violen verdient, maar het fucking hele Metropole Orkest, en dat mijn ogen sinds haar overlijden anders staan, leger.

Vijf dagen na haar dood zat ik in mijn eentje in mijn woonkamer me af te vragen hoe het verder moest. Ik besefte dat niemand mij ooit heeft verteld dat verdriet, rouwen, hetzelfde gevoel geeft als angst. Ik ben niet bang, maar de gewaarwording is dezelfde als bij bang zijn. Hetzelfde ontregelde gevoel in mijn maag, de rusteloosheid, een voortdurende behoefte om te geeuwen. Weg is weg – wist ik. Weet ik. Ze komt niet meer terug.